1972, Hillsboro, Wisconsin. Vanessa en Christian Williams krijgen een zoon: Bill. Al snel verbaast de kleine jongen iedereen met zijn uitzonderlijke intellectuele capaciteiten. Wanneer Bill 4 jaar wordt, besluit het jonge gezin een reis naar Europa te maken. Tijdens die reis brengen ze een dag door in een gloednieuw pretpark. Op het moment dat z’n ouders in de rij staan voor een heerlijke wafel, muist kleine Bill ervanonder, naar het toilet. Daar stuit hij op een enorme spiegel. Gefascineerd door zijn eigen spiegelbeeld wil hij de spiegel aanraken. Op dat moment schiet de hand van het spiegelbeeld uit de spiegel, grijpt Bill bij de pols en trekt hem naar de andere kant. Bill valt, staat op en draait zich om. Aan de andere kant, in de echte wereld, grijnst zijn dubbelganger naar hem waarna deze de kamer verlaat om zich terug bij “zijn” ouders te voegen. Bill slaat zo hard hij kan op de spiegel, maar tevergeefs… hij raakt niet meer terug naar zijn wereld.
Radeloos verkent hij zijn nieuwe realiteit: een leeg park waarin hij gevangen lijkt te zitten. Als hij niet in een hoekje zit te snikken, dwaalt Bill door het park, krabt hij uit razernij aan zijn gezicht en neuriet het kinderrijmpje dat zijn moeder altijd voor hem zong.
De jaren verstrijken en Bill is onherkenbaar geworden. De littekens in zijn gezicht zijn dieper, zijn ogen onmenselijk. Het jongetje dat hij ooit was, is nu slechts een dreigende schaduw, die elk element van het park met zijn gedachten kan beheersen. Maar wat als deze nieuwe krachten hem ook in staat stellen om eindelijk terug te keren naar onze wereld… om zijn honger naar wraak te stillen?